1. de eerste klanken
Om goed uit te kunnen leggen welke klanken een jong kind nu precies verwerft en waarom, haal ik een stukje theorie aan.
De klankverwerving verloopt namelijk in een volgorde die taal-universeel is (Beers, 1995).
Een kind begint met klanken die zoveel mogelijk van elkaar verschillen. Met ander woorden; de kenmerken van deze klanken liggen ver uit elkaar, ze worden gerealiseerd op een verschillende manier.
Klanken die veel verschillen zijn nasale klanken versus orale klanken. Nasale klanken zijn de klanken via de neus (/m/ en /n/) en orale klanken gaan via de mond /p/, /t/, /d/ etc.).
De volgende klanken die duidelijk verschillen zijn labiale versus coronale klanken.
Labiale klanken zijn klanken die je met de lippen maakt (/p/, /b/ en /m/) en coronale klanken maak je met de tong (/t/ en /n/).
Daarom zijn de eerste klanken die een baby maakt, vaak deze klanken; de /p/, /m/, of /t/. Dit is universeel. Eerste woordjes bevatten dan ook vaak deze klanken. In veel gevallen wordt het doelwoord anders uitgesproken. Kijk eens deze voorbeelden:
/papa/ of /dada/ = papa
/tit/ =kip
/poe/ = poes
/paap/ = kwak (=eend)
/toe/ =schoen
/bap/ = waf (=hond)
Er zijn 2 grootschalige onderzoeken gedaan naar de klankverwerving van jonge kinderen in Nederland. Deze onderzoeken leiden tot vergelijkbare maar toch wat andere volgorde in de klankontwikkeling van baby tot peuter. Bij de leeftijd van 3 jaar zouden de meeste klanken verworven moeten zijn. De volgorde gaat over de klanken die kinderen gebruiken aan het begin van een woord.
Volgorde volgens mevrouw Beers (1995)
p - t - m - n - j daarna: k daarna: s - h - g daarna: b - f - w daarna: l - r
Volgorde volgens mevrouw Fikkert (1994)
p - t - b - d - k daarna: h - m - n daarna: j - w daarna: f - s - g daarna: l - r
Waarom is de eerste klank dan toch vaak een m en geen b of p?
Er zijn wetenschappers die beweren dat dit komt door de aard van borstvoeding. Het aanzuigen aan de tepel geeft de baby een comfort-gevoel, een genoegen wat we ook letterlijk uiten met ‘mmmm’.
Op deze manier zou een baby meerdere malen op een dag deze klank (onbewust) al maken.
2. van willekeurige klanken naar een betekenisvol woord
Het eerste stapje in het klankontwikkelingsproces is het brabbelen.
Je hoort steeds dezelfde klanken zoals:
ba-ba-ba of
da-da-da of
me-me-me
Daar kunnen ook variaties op ontstaan zoals:
da-da-ma-ma of ti-ti-te-te
Elke brabbeltaal is anders, de variaties zijn eindeloos.
Naast dat kinderen klanken verwerven, leren zij ook de lettergreepstructuren. Elke taal heeft andere lettergreepstructuur.
In het Nederlands is dat veelal de combinatie van een medeklinker (M) en een klinker (K) (woorden als 'bij', ‘ma-ma’, 'koe').
De eerste 'woordjes' zijn dan ook vaak de woorden met deze lettergreepstructuur:
/ba/ = bal
/ju-ju/ = rupsje
/ti/ = kip
/boe/ = koe
/daa/= daar
De volgende stap is de combinatie medeklinker = klinker = medeklinker (MKM). Denk aan woorden als; 'bed', 'poes', 'kom'.
Lettergreepstructuren met MK of MKM zijn makkelijker. Daarom is het goed mogelijk dat je kleintje sommige woorden veranderd. Bijvoorbeeld:
/paap/ = aap
/tui/ = uit
poeh, het lijkt wel geheimtaal!
Ja, het kan wel even duren voor je de eerste woordjes kan herkennen. Je moet goed kijken en goed luisteren. Je kindje articuleert nog niet zo goed of kan zacht praten. Of zij kletst zoveel dat je door het gebrabbel dat ene woordje niet opmerkt!
Soms helpt zeggen 'wijs maar aan' of gokken 'wil je die of die?'.
Tja en soms blijft het adacadabra...
3. klankontwikkeling en woordenschat
Je taalsysteem heeft verschillende opbergruimtes, noem het ‘kasten’.
Er is één kast voor alles wat je begrijpt aan taal (passieve kennis) en één kast voor alles wat je gebruikt aan taal (actieve kennis).
Deze kastverschillen in grootte. Er is namelijk een kloof tussen wat je begrijpt en wat je werkelijk gebruikt aan taal.
Dat is bij volwassenen ook zo.
Je passieve woordenschat is vele malen groter dan je actieve woordenschat.
Je weet wellicht wel wat ‘tendens’ of ‘closetrol’ betekent, maar gebruik je deze woorden ook?
Ook moet je je bedenken dat je niet ‘gelijk’ een woord leert. Je moet het woord vaker horen, in verschillende situaties en contexten.
Zo wordt je taalbrein bevestigd in betekenis en gebruik van een woord, en dan pas ga je het woord gebruiken. Herhaling is dan ook een sleutelwoord bij het leren van nieuwe woorden. Voordat kinderen woorden gebruiken, moeten (en willen) ze eerst alles leren over het woord.
Denk bijvoorbeeld aan het woord ‘buiten’.
Wanneer je kind dat voor het eerst hoort denkt hij/zij dat de ruimte achter het raam ‘buiten’ is. Gaandeweg ontdekt het kind dat opa en oma ook een ‘buiten’ hebben en dat er ook een begrip als ‘binnen’ bestaat. Je kind
leert
pas het begrip ‘buiten’ wanneer het er achter komt dat buiten, alles is wat niet-binnen is.
Hier gaat tijd over heen. Woordleren kost tijd. Je kleintje moet ervaringen opdoen, het woord in verschillende situaties horen.
En ondertussen is het brein van je kleintje hard aan het werk om alle ervaringen, inclusief de woorden die daarbij horen, te verwerken.
De passieve taal groeit bij een 1-jarige snel, de kast met woordjes vult zich snel. En af en toe verschijnt er ook een woordje in de andere kast.
Actieve woordjes kosten meer tijd. Heb geduld, ze komen wel.
4. Lalala! woorden hebben ook een melodie
Jazeker, en ook die melodie gaan kinderen leren! We hebben het dan bijvoorbeeld over klemtoon. In het Nederlands beginnen de meeste woorden met de klemtoon op de 1e lettergreep. Check deze woorden maar eens:
o-pa
au-to
bui-ten
e-ten
lo-pen
ba-lon (ballon)
Dit noem je ook wel het ‘timbre’: soort melodie van een woord. Jonge kinderen zullen eerder woorden gebruiken met deze melodie dan een andere melodie. Simpelweg omdat dit timbre het vaakst voorkomt in de Nederlandse taal. En zoals ik al vaker benadruk bij het leren van spraak en taal: wat kinderen vaak horen, leren ze het snelst.
Bij woorden met een omgekeerd timbre (waarbij de klemtoon ligt op de 2e lettergreep), laten jonge kinderen dan ook vaak de eerste lettergreep weg.
ko-nijn
(wordt vaak ‘nijn’)
ca-deau
(wordt vaak ‘do’)
ge-daan
(wordt vaak ‘daan’)
Het is voor een jong kind dus gemakkelijker om die ene lettergreep waar de klemtoon op ligt, over te nemen. Waarom? Omdat hier ook de meeste nadruk op ligt in het spreken. Melodie speelt dus zeker ook een rol in de spraakontwikkeling.